definitief naar de prijzenkast van de Zebra's. Enige leden schonken een
nieuwe beker, die in 1938 uit de prijzenkast van D.W.S. werd gestolen en
nooit werd opgespoord. D.W.S.zich moreel aansprakelijk achtende, schonk
een belangrijk bedrag voor de aankoop van een nieuwe beker.
Deze derde A.R.O.L.-beker werd in 1951 definitief door Ajax gewonnen,
waarna enige ereleden voor de vierde beker zorgden.
In die tijd begon de belangstelling voor deze wedstrijdserie terug te lopen
merkwaardig genoeg in dezelfde periode toen de belangstelling voor de
Olympische Dag begon af te nemen. Er werd een A.R.O.L. beker-commissie
ingesteld, waarin vooral Leo Horn actief was en de gang kwam er weer in.
Bij de splitsing in de K.N.V.B. kwam men voor de beslissing te staan of
men het tournooi zou handhaven. Op eenstemmig advies van de commissie
besloot het bestuur door te gaan. Deelneming zou verder openstaan voor
amateurclubs en de A.R.O.L.-beker werd nu „eeuwigdurend".
Nu is „eeuwigheid" een gevaarlijk woord en dat gold ook de A.R.O.L.-
beker. Zo omstreeks 1967 bleek de belangstelling ook bij onze leden
tot een minimum te zijn teruggelopen zodat men zich opnieuw beraadde
of voortzetting van het toernooi verantwoord was. De omstandigheden
dringend noodzakelijke restauratie van de tot de uiterste capaciteit be
speelde terreinen schiepen automatisch een „adempauze", zodat een
definitieve beslissing nog niet is genomen.
A.F.C. won het tournooi in 1943 (finale: A.F.C.A.G.O.V.V. 20) en in 1958
(finale: A.F.C—D.W.V. 3—0).
138