in het boeiend en levend Amsterdam is zoveel dat afleidt en daardoor
zien de jongeren niet allemaal hoeveel A.F.C. te bieden heeft. Zo valt het
mij op dat een veel te klein percentage van de jeugdleden aanwezig is
bij de wedstrijden van het eerste elftal. Beste man, ik kon niet slapen als
jongen als A.F.C. had verloren." (Als jongen? Ik zal toch eens aan de vrouw
van de voorzitter vragen hoeveel hij heeft geslapen na de uit-wedstrijd
tegen Sportclub Enschedé ,,En ik weet dat in het kampioensjaar 1919
jij en Marius van der Heide 's morgens om vier uur met de fiets naar Breda
zijn gegaan vanaf de Schollenbrug omdat jullie geen centen hadden om
de trein te nemen naar de wedstrijd N.A.C.—A.F.C. Om met de oude heer
Kegge uit de Camera Obocura te spreken: „Kom daar nou reis om."
Gelukkig zijn er nog van die echte A.F.C.-gekken en daarvan zullen wij
het in de toekomst óók moeten hebben. Maar de interesse voor de club
is kleiner dan vroeger. Ik kan het niet hebben dat jongens van ons, als
zij hebben gespeeld, niet naar ons eerste gaan kijken maar naar de thuis
wedstrijd van een profclub gaan. Niet omdat ik ook maar iets tegen prof
voetbal zou hebben, maar een jongen uit A.F.C., die 's morgens heeft ge
voetbald, moet des middags met zijn stemvolume (en dat stemvolume lijkt
mij er, sinds wij jong waren, bepaald niet minder op te zijn geworden) ons
eerste aanmoedigen.
Dan is er nog een categorie waarvan ik weinig moet hebben niet omdat
ik het met die jongens niet eens zou willen zijn, maar omdat zij nooit echt
A.F.C.-er zullen worden. A.F.C. moet het niet hebben van junioren, die door
gebrek aan voetbalcapaciteiten bij een profclub worden geweigerd en dan
zeggen: dan meld ik mij maar bij A.F.C. Want dat worden nooit echte club
mensen. Een amateurclub kan alleen bloeien als er echte clubliefde is
en bereidheid tot volledige krachtsinspanning. Dan krijg je de wisselwerking
tussen de club en het lid van die club. Nogmaals: ik generaliseer niet. Maar
als wij A.F.C. willen handhaven en zo mogelijk nog sterker maken, dan moet
juist de jeugd doordrongen zijn of worden van die noodzakelijke wissel
werking."
En dit is dan het einde van het laatste hoofdstuk van de vijftien hoofdstuk
ken die elk over een periode van vijf jaar een beeld geven van A.F.C.
126