siasme en inzet. Want eerlijk gezegd: ik vond in dat jaar van de promotie onze grote concurrent O.V.V.O. eigenlijk technisch iets beter." „Waar werk je nu op? Om een beetje groot woord te gebruiken: Wat is de filosofie van je training?" „Efficiency. Natuurlijk moet techniek de basis blijven, maar techniek is niet alleen-zaligmakend. Met techniek alleen word je in een afdeling als onze eerste klasse A geen kampioen. Daar spelen alle mogelijke factoren mee en over het algemeen kun je stellen dat bij ons kampioen wordt de ploeg, die techniek weet te paren aan efficiency en de mentaal juiste instelling. Daarom probeer ik altijd de eerste zes wedstrijden goed mee te draaien zodat je in ieder geval in de running bent en de spelers dan in de daarop volgende ,,kwakkei"-maanden goed op te vangen. Je krijgt dan herhaaldelijk terrein afkeuringen en de veie huiselijke en kerkelijke feestdagen. Nu is het de kunst om te zorgen dat de spelers zich voldoende kunnen ontspannen de boog kan niet altijd gespannen zijn en dat tóch de geest en de conditie niet teruglopen. A.F.C. is de laatste jaren mentaal zeer sterk vooruitgegaan. Zelfs onder de slechtste weersomstandigheden, als je op je vingers kunt natellen dat er zondag niet gespeeld kan worden komen er van de vier K.N.V.B.-elftallen (zondag-competitie) minstens 30 spelers. En donderdagsavonds blijven wij na de training bij elkaar er wordt een praatje gemaakt, gekaart of ge biljart. Zo is er een band ontstaan tussen de spelers en dat werkt stimule rend want de jongens van het vierde vinden het uiteraard bijzonder prettig en gooien er nog een schepje op als ze weten dat de grote broers van het eerste staan te kijken." „Hoe denk je over de jeugd van tegenwoordig en in verband hiermee nog een andere vraag: hoe zie je de overgang van de junioren naar de senioren?" „Dan wil ik er de nadruk op leggen dat er voor mij geen zogenaamde moeilijke jongens bestaan, als je maar beseft dat de een nu eenmaal anders moet worden aangepakt dan de ander. Je moet mensen niet over één kam scheren. De zaak is deze: als trainer moet je proberen elf spelers samen te binden, te smeden tot één geheel, dat eensgezind streeft naar het best mogelijke resultaat maar daarbij dan altijd blijven beseffen dat je met uiteenlopende karakters te maken hebt. Als ik het goed zie dan moet je de krachten in een club samenbundelen, niet gelijkschakelen. 116

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1970 | | pagina 124