Erelid van Ajax is als Lid van Verdienste van A.F.C.) en van binnenhuis architect Jan Prent Jr. De financiering vond haar bekroning in een hamerstuk", een stuk dus, dat door B. en W. van Amsterdam bij de Gemeenteraad is ingediend en waar over niemand het woord verlangt, zodat de Burgemeester de hamer laat val len en het volgende agendapunt aankondigt. Dit voorstel van B. en W. was op het volgende gebaseerd: Wij konden de terreinen op Goed Genoeg niet in erfpacht krijgen, noch op een gedeelte hiervan „recht van opstal" vestigen. Daardoor was het opnemen van een lening onder hypothecair verband niet mogelijk, maar de Gemeente Amsterdam bleek wel bereid een garantie tegen over de geldschieter te verstrekken. „En dat heb ik destijds zo buitengewoon prettig gevonden", zegt Gerard van Nigtevegt, „dat de Gemeenteraad vogels wel van zeer verschillende plui mage deze garantie als „hamerstuk" heeft behandeld. Dan moeten wij in onze goede Amstelstad om met Dick Bessem te spreken toch wel ver trouwen genieten." Zo is dat toen allemaal gegaan. En het wonderlijke is dat toen men aan die Stichting bouwde een bouw „alleen maar" gebaseerd op vertrouwen de nieuwe voorzitter Kappelhoff óók op een basis van vertrouwen ging bouwen. Het ging in die jaren helemaal niet zo best met onze elftallen. Het eerste in degradatiegevaar naar de derde klasse, het tweede en derde ergens in de reserve derde klasse en het vierde gedegradeerd naar de Afdeling. En terwijl Van Nigtevegt zijn visie trachtte te realiseren, werkte Kappelhoff aan zijn programma: Alle elftallen terug, waar zij ooit waren. Wij gaan naar „Goed Genoeg" als eerste klasser, het tweede moet naar de reserve eerste klasse, het derde naar de reserve tweede klasse, het vierde moet weer in de Hoofd- bond. Wij gingen „achter de dijk" en dank zij de visie en het doorzettingsvermogen van onze beste mensen achter de groene tafel en op het groene veld zou A.F.C. daar op het nieuwe „Goed Genoeg" de schoonste hoofdstukken uit haar historie schrijven. 110

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1970 | | pagina 118