Keeren wij nu weer terug naar het groene veld. Tijdens de zomertraining brak de
eerste wereldoorlog uit en de algemeene mobilisatie van het Nederlandsche leger
ontwrichtte het sportleven volkomen. Geen enkel elftal kon normaal worden opge
steld en de treindienst was zoodanig beperkt, dat van een gewone competitie met
uitwedstrijden geen sprake kon zijn. De Bond besliste, dat er een noodcompetitie zou
worden ingesteld waarin de clubs zooveel mogelijk plaatselijk zouden worden
ingedeeld. Promotie en degradatie werden afgeschaft, daar van een eerlijke kracht
meting geen sprake kon zijn. A.F.C. werd ingedeeld in afdeeling B met de andere
Amsterdamsche tweede-klassers, H.F.C. II en Haarlem II en eindigde op de derde
plaats na Ajax en de Spartaan.
Betrekkelijk spoedig konden de normale verhoudingen op sportgebied weer hersteld
worden en ook de voetbalmachine begon in het tweede jaar van den oorlog weer
op volle toeren te draaien. Wij bleven op het tweede plan, want hoewel Ajax gedegra
deerd was, kwamen de roodwitten met zulke sterke elftallen uit, dat het publiek
sterk meeleefde met hun hernieuwden stormloop.
VII. ONZE GOUDEN EEUW.
Eindelijk, in 1916/17 kwam A.F.C. weer in het volle licht der belangstelling. Dit sproot
voort uit het volgende: De N.V.B. besloot tot oprichting van een nieuwe Eerste Klasse
afdeeling, waarin geplaatst zouden worden de nos. 1 en 2 van de vier Westelijke
tweede klasse afdeelingen en Nr. 1 van een geheele competitie, die gespeeld moest
worden tusschen de nrs. 3. Deze stap van den Bond heeft geleid tot jarenlange deining
en zes seizoenen lang is de competitieindeeling een voortdurende bron van ergernis
geweest, waarbij op een gegeven moment de „I A-ers" een ultimatum stelden en
dreigden, voor den Bond te bedanken en een eigen organisatie te stichten, als hun
geen recht wedervoer.
Waar het jongere voetbalgeslacht, dat is opgegroeid bij twee Westelijke Eerste Klasse
afdeelingen, wellicht niet goed begrijpt, waarom in 19171922 een dergelijke indee
ling zoo enorm veel stof deed opwaaien, is het nuttig juist, waar A.F.C. hierbij een
groote rol gespeeld heeft, hierbij even stil te staan.
Het uitgangspunt bij de verdubbeling van het aantal eerste klassers was, dat de pro
motiekans voor de tweede klassers, zoo ontmoedigend klein was (nl. één op vijf). Nu
kan men al of niet voorstander zijn van een groot aantal eerste klassers, feit is, dat
de wijze, waarop de Bond de eerste klasse-afdeeling ging samenstellen en haar
gelijkwaardig maakte met de bestaande Westelijke Eerste Klasse, weinig gelukkig was.
In die bestaande Westelijke Eerste Klasse zaten de clubs met reputatie, die voor dien
tijd vorstelijke accomodaties bezaten en onbetwist het beste voetbal in Nederland
demonstreerden. Nu werd er een gelijkwaardige eerste klasse afdeeling geformeerd,
die uitsluitend zou bestaan uit tweede klassers.
Het was duidelijk, dat de bestaande eerste klassers niets moesten hebben van een
latere vermenging met de nieuwe eerste klassers, aangezien zij dit een verwatering
vonden en het feit, dat nr. laatst van de bestaande Eerste Klasse zou degradeeren
naar de tweede klasse, achtten zij een dubbele degradatie.
35