aT wpA
«V
Wat mij bijbleef.
\k
Toen ook ik in September 1943 een circulaire van onzen „Schakel-redacteur" ont
ving met het verzoek ook iets in het gedenkboek te schrijven, dacht ik zoo, ik moest
maar beginnen te vertellen wanneer ik A.F.C. voor het eerst van mijn leven zag spelen.
Dit was in het jaar 1899, toen ik 11 jaar oud was, en een vriendje had n.l. Karei
v. d. Lee, de latere back van Ajax I. De groote broer van mijn vriendje, n.l. Frans
v. d. Lee, de bekende scheidsrechter, speelde toen als back voor A.F.C. I. Het
elftal speelde toen achter de kalkovens en in dat elftal speelden o.a. ook de drie
gebroeders Scheepens en ik meen ook de drie gebroeders Klomp. Met de paarden
tram gingen Karei en ik iederen Zondag naar het eerste elftal kijken, want wij
waren nog te jong om zelf te mogen spelen. Ik bleef dan ook supporter van A.F.C.
er ging door omstandigheden eerst 9 jaar later zelf spelen en wel als doelver-
dediger voor één der lagere elftallen. Op zekeren dag echter werd ik opgesteld
voor het tweede elftal, dat een bekerwedstrijd tegen Ajax II moest spelen en 5
minuten voor tijd, toen wij met 21 voorstonden, kreeg Ajax een strafschop te
nemen, doch ik hield het moeilijke schot op keurige wijze uit mijn doel. Doordat ik
dezen wedstrijd zeer goed gekeept had, kwam ik den Zondag d.a.v. wederom voor
het tweede elftal uit, een zware wedstrijd tegen Sparta II, Rotterdam. Helaas ech
ter speelden de zenuwen mij dien dag parten, en wij verloren dezen wedstrijd met
80, van deze 8 doelpunten had ik er zeker eenige moeten houden. Uiteraard werd
ik toen niet meer in het tweede elftal opgesteld, doch ik verdween weer naar lagere
Des zomers gingen wij dikwijls op tournee met een com
binatie van A.F.C. en ik herinner mij een wedstrijd, dien wij
speelden in Purmerend, waarbij veel publiek aanwezig was
en vele aardige Purmerendsche schoonen hadden zich
achter mijn doel opgesteld, waarom, dat weet ik niet. Plot
seling een laag hard schot; ik stop den bal en tegelijkertijd
scheurde mijn broek van achteren open en angstige gilletjes
deden mij bliksemsnel naar het kleedlokaal hollen.
Mijn voetballoopbaan eindigde geheel onverwachts, daar
ik in een wedstrijd tegen Blauw-Wit een dusdanigen trap
tegen mijn knie opliep, dat voor mij het spelen was af-
geloopen.
De mooiste herinnering voor mij is wel, dat A.F.C. tweemaal
heeft mogen spelen om het kampioenschap van Nederland
en wel in 1918 en in 1919, waarin wij een zeer goed figuur
sloegen.
Van 1929 tot en met 1934 heb ik mij met wijlen Langevoort
en G. Rood speciaal belast met het samenstellen der adspi-
ranten, juniores en vier seniores elftallen en tot mijn groote verrassing ontving ik in
1931 van het bestuur den nobelprijs, waarmede ik buitengewoon in mijn schik was.
Een zeer mooien tijd heb ik meegemaakt toen Charles Lungen in het eerste elftal
kwam en zich ontpopte als een middenvoor van klasse, waarvan hij reeds in lagere
170