velen zijn overleden. Ik zal er dan ook wel niet ver naast zijn in de veronderstelling,
dat ik met enkelen die nog in leven zijn, tot de oudste werkende leden van A.F.C.
behoor en wanneer ik daarvan dan nog Hein Brass, Jacques van Ooy, WiHem van
Amstel en mijn broer Peet, als zijnde Eereleden niet meetel, zoo zal er bi| het vijftig
jarig bestaan van A.F.C. wel geen ander zijn, die I anger ononderbroken werkend
lid van ons dierbaar Rood en Zwart is dan ik.
Toen mijn broer Gerd als 15-jarige leerling van de H.B.S. met nog eenige anderen in
1895 een voetbalclubje oprichtte rondom de blauwe waschkist in den kelder van e
familie Bernhard op den Overtoom, kwam ik als joggie natuurlijk nog niet in aan
merking om mee te spelen, maar wel stond ik steeds naar dit nieuwe spel te kijken,
hielp de goalpalen in den grond slaan en als de groote jongens dan speelden,
stond ik op den uitkijk, want onze ouders moesten niets van deze nieuwe sP°rt
weten Het kostte veel schoenen en kleeren en het duurde dan ook niet lang of alles
wat maar met voetbal te maken had, werd ons drie jongens eens en voor altijd
voor goed verboden. De stemming onder de ouderen was toen ter tijd absoluut anti-
sport. Ik herinner mij als leerling van de lagere school dat mijn onvolprezen goede
Hoofdleeraar en .vriend mijns vaders een leerling, die het gewaagd had met ge
ruite wollen sportkousen in de klas te komen, naar huis stuurde om deze te ver
wisselen voor zwarte. Misschien zou A.F.C. niet meer bestaan hebben, ware dit
verbod van onze ouders niet gekomen. Juist die tegenwerking zou het zijn alles te
doen en allerlei listen te bedenken, dit spelletje voort te zetten. A.F.C. speelde toen
op het terrein naast het Vondelpark, waar nu de Koningslaan gebouwd is. Als mijn
broer Gerd een wedstrijd speelde stond ik achter de
goal, meestal als eenig toeschouwer (den appelsine-
man niet meegerekend, terwijl ik tevens met speurders
oog het minste geringste onraad moest signaleeren,
want mijn vader stond er natuurlijk op, dat zijn verbod
niet overtreden zou worden en ging hiervoor in eigen
persoon op contröle uit. Het gebeurde dan wel, dat
Gerd midden in den wedstrijd een afgesproken seintje
kreeg en, terwijl de wedstrijd rustig doorging, snel in
een rhododendronboschje onderdook en daaruit niet
eerder te voorschijn kwam, dan wanneer de kust weer
vrij was. In de rust trapte ik dan ook nog wat mee en
na afloop van den heerlijken en emotievollen middag
togen we naar een paar Oud-tantes op den Overtoom
die voor ons jongens door het vuur gingen, poetsten
daar onze schoenen, schuierden ons goed af en togen
dan met schoone kleeren en een schoon geweten naar huis, heilig overtuigd dat wij
minder kwaad bedreven hadden dan velen andere jongens die met gevoetbald
Toen Ik zoo enkele jaren achter A.F.C. aangehold had, begon ik zelf te spelen in
allerlei combinaties, mee getroggeld door vriendjes, die het voorrecht hadden over een
voetbal te beschikken en dan met bal en elf spelers erop uittogen om een andere
uitgedaagde combinatie te bekampen. Voor belangrijke ontmoetingen loofde het
IJscomannetje ook wel eens een medaille uit. Dit geschiedde steeds op braakliggende
144