Het penningmeesterschap was in die twintiger jaren heel anders dan tegenwoordig.
Arie Mets haalt per wedstrijd méér op dan Gé Bosch in een heel seizoen ontving en
in mijn tijd was het toch nog zoo, dat Fons de Vilder een rondje gaf, als we ƒ100.
beurden. Er was dan één loket open en als penningmeester zat je in dat loket, met
alle vier entréeboeken. Er was één vrijwillige controleur, toen ik penningmeester
was, knapte Jan Bosch of Jan Buijs meestal voor dat baantje op.
Dit zou nooit geschreven zijn (ook zoo erg niet,
zult U zeggen) want ik zou in dat loket zijn dood
gevroren, als Gé Bosch er niet geweest was. Dat
zat zoo. We speelden thuis tegen Donar; 's mor
gens was het met een van die variaties, waaraan
ons beminnelijke klimaat zoo rijk is, plotseling
steendik gaan vriezen, maar ons veld was nog net
aan bespeelbaar. Ik zat in het loketje te overlijden,
toen zachtjes het deurtje werd opengedaan. „Hoe
is 't met jou vroeg Gé Bosch. „Nou Gé, eerlijk,
't is hier niet leuk meer." Daarom heb ik maar wat
voor je meegebracht" zei Gé, en plotseling stond
er naast m'n entréeboeken een levensgroote oude
klare. Gé kwam af en toe nog eens „kijken" en ik
heb A.F.C.Donar overleefd.
Aan dat loket heb ik eens een verschrikkelijke
ervaring gehad en die heb ik aan Theo Vollbracht
te danken. Het was in die jaren, dat we de men-
schen wel geld toe wilden betalen, als ze naar het eerste kwamen kijken. En zoo
hadden we stiekum besloten, de leden zonder betalen van belasting toe te laten.
Enfin, dat ging een heele tijd goed, tot op eens bij een thuiswedstrijd, iemand naar
mij toekomt en zegt: „Mijn naam is Duif, ik ben van de belasting en ik kom hier van
middag controleeren". Het „aangenaam" van mij was een hoon en een huichelarij
van je welste. Gelukkig was Jaap van Nek er, die er altijd is, als er ergens bij A.F.C.
wat in de knoei is. „Jaap" smeekte ik, „ga den Wandelweg op, vang de leden en
zeg, dat ze eerst aan het loket belasting komen betalen". Jaap was al weg.
'tGing schitterend, 't ging prachtig. Prompt kwamen de leden betalen. Duif kwam
naast me staan. „Ik zie, dat de leden ook belasting betalen". „Natuurlijk, meneer, wat
dacht U, meneer. A.F.C. weet, hoe het hoort, meneer. Dat gaat hier zoo iedere
wedstrijd, meneer".
En uitgerekend op dat moment komt een van geen kwaad bewuste Theo Voll
bracht, die Jaap van Nek was misgeloopen, naar ons toe en zegt: „Wat is dat nou
voor flauwe kul, dat ik belasting moet betalen. Dat is me het heele seizoen nog niet
overkomen".
Alleen het feit, dat ik dien dag jarig was en ik het geen stijl vond, op mijn verjaardag
procesverbaal te krijgen, heeft den sportieven belastingman er van weerhouden,
A.F.C. en mij er bij te lappen op een manier, die niet mooi geweest zou zijn.
v~>:
Als speler heb ik, als gezegd, nooit wat gepresteerd. Zelfs niet als veteraan, hetgeen
toch eigenlijk héél erg is. Ik heb het, ijverig en van goeden wille geprobeerd. Maar
118