cijfers voor de tweede maal in haar bestaan het kampioenschap in de wacht gesleept
en wel met de volgende goede cijfers:
A.C.C.
14
2
10
1
1
27
V.V.V. 2
14
10
1
3
21
R. W. 2
14
2
6
1
5
19
Haarlem 2
14
1
6
1
.6
14
R.C.H.
14
2
3
1
1
7
12
Albion
14
1
3
1
9
8
V.V.V. 3
14
4
1
2
7
7
V.R.A. 2
14
3
1
3
7
4
Op 5 September moet dan tegen Phoenix worden aangetreden voor het kampioen
schap van de geheele tweede klasse. In een spannenden wedstrijd met lage totalen
weet A.C.C. met 8 runs de overwinning en daarmede haar recht op een plaats in
de eerste klasse te behalen. Dit recht werd echter niet zoo maar een, twee, drie
gerealiseerd want er waren tal van bewogen vergaderingen voor noodig. Maar ein
delijk zwichtte het N.C.B.-bestuur voor de rechtvaardigheid, nadat er nog een
protestvergadering was gehouden en de Amsterdamsche Cricket Club deed haar in
trede in 1927 in de eerste klasse.
In de voorafgaande jaren hadden buiten Beuth de volgende spelers veel van zich
doen hooren: Tienstra, Spruyt, Arno, Mahler, Dijkhuis, Oliver en J. J. Börnemann.
Tot en met 1926 waren hun cijfers:
Batten:
Vangen:
Bowlen:
J. P. Spruyt
1174
62
5
61
20'59
19
78
675
8,65
N. C. Tienstra
49ó
28
1
59
18,37
6(2)
W. L. Dijkhuis
lóó
11
1
76
16,60
2
W. A. F. Arno
553
42
1
51
13,84
12
90
956
10,60
H. Mahler
1011
80
4
79
13,30
13
H. F. Oliver
798
64
2
56
12,87
14
224
2089
9,32
A. C. Spruyt
600
58
9
47*
12,24
15
105
1031
9,82
J. J. Börnemann
492
61
9
35
9,46
17
82
872
10,63
Een fraaie lijst van behoorlijke gemiddelden sluit hiermede de eerste periode, die van
de tweede klasse af.
IN DE EERSTE KLASSE.
In de eerste klasse hield de A.C.C. het geruimen tijd uit, n.l. tot en met 1932, der
halve gedurende 6 achtereenvolgende jaren. Zij verkreeg in 1927 versterking door
de terugkeer van Beuth, terwijl Tienstra zich tot een besten keeper ontwikkelde. Met
bowlers als Oliver en Beuth hield zij aanvankelijk goed stand. In 1927 werd van 14
elftallen de elfde plaats bereikt. Het bowlen bleef behoorlijk, maar tegen de ster
kere bowlerij in de 1ste klasse werden onze battingprestaties wat minder. In 1928
kwamen wij 3 plaatsen hooger op de ranglijst en in 1929 werd eveneens de 8ste
plaats ingenomen. Lungen was inmiddels lid geworden en begon steeds beter te wor
den, terwijl Th. Overing zich met batten ook niet onbetuigd liet.
In 1930 kregen wij een flinke versterking door het medespelen van P. Sanders Sr.,
terwijl Harry Prent zich tot een prima openingsbat had opgewerkt. Niettemin werd
91