ONZE CLUBAVONDEN
30
boven gekomen We hebben nu een opperbesten plaatsvervanger gevonden in Oranje Hein, in één woord
een prachthoffie, die ons op culinair gebied nog meer vertroetelt, zoodat het maar goed is, dat we slechts
eens per jaar botteren, daar we anders thuis niet meer zouden kunnen wennen. Doch al die goede zorgen
ja zelfs sappige gemoedelijkheid van Schaf, het fluitje van Arie, de clarinet van Peet, do mesjokke hoed
van Broekie, de navigatie van Nic of de simulaties van onzen geachten redacteur, kunnen dit verlies niet
tonvolle vei goeden. Like tocht denk ik dan ook weer met weemoed aan dezen onvergetelijken figuur die bij
miJ en ongetwijfeld bij alle oudgasten - steeds in dierbare en dankbare herinnering zai blijven
mnrPpfplenlf.M H Ze/0HCuten ee™akt tradUie V6rleend 011 °P 0ns en de j0I1^e leden rust de
mo.etle plicht deze traditie op waardige wijze voort te zetten. Voor mij zijn deze jaarlijksche tochten, mét
het Reunistendmer steeds de hoogtepunten van het A.F.C.-familieleven geweest en gebleven. Ze hebben het
steike kameraadschapsgevoel, de innige saamhoorigheid in onze A.F.C.-kringen elk jaar weder opnieuw
versterkt en zoo het hunne er toe bijgedragen om onze good old A.F.C. te maken tot de prettige en gezellige
vereemging, waarvoor zij bekend staat. Juist die heerlijke ongebondenheid, ik zou haast willen zeggen die
ongebreidelde vrijheid, die er op deze bottertochten heerscht en waarbij niet alleen de jongere generatie doch
ook de ouderen zich weer eens echt een dagje kunnen uitleven en waarbij de dagelijksche beslommeringen
door den frisschen zeewind worden verdreven, maken elke tocht tot een festijn. Weer of geen weer, elke
A bottertocht ls steeds weer een succes en vormt eIk jaar weer een schakel in den levensvreugde- en
vriendschapsketen, waarin de A.F.C. ons gevangen houdt. Dat het zoo moge blijven! SEAGULL.
'S ®-eor' wonder, dat in een Vereeniging als de onze, waarin
1 dC vriendschaPPéhjke omgang tusschen de leden onderling zulk
yjJff een groote rol gespeeld heeft, de „clubavond" altijd een zeer voor-
JD ijl 1^^ Iteeds in de grijze oudheid kwamen de leden bijeen op Zaterdag-
1 W /7yh-A avond, welke avond bijna 35 jaar lang gereserveerd zou blijven
7 voor de vaste wekelijksche samenkomsten onzer leden. Op die
avonden ging het vroolijk toe, en als men in de oude, vergeelde
papieren snuffelt en leest, hoe men daar in „Parkzicht" en later in de „Oude Karseboom" een hassebassie
dronk, dan komt men tot de overtuiging, dat een nederlaag op het voetbalveld de goede stemming in het
minst met wist te beïnvloeden. Trouwens als onze club afhankelijk geweest was van de resultaten op het
groene^ veld, dan hadden we waarschijnlijk nooit de 40 jaar gehaald.
Een glorietijd beleefde de clubavond in d'IJsbrecker aan de Weesperzijde. Daar kwam oud en jong
tesaam, daar werd gelachen, gezongen en gemusiceerd. Hein Hughes zong daar met een welluidende bariton
zijn balladen en Schaf improviseerde daar urenlang aan de piano
Nu zitten de lieden met ernstige trekken te bridgen en inplaats van de krijgszangen van weleer hoor je
nu een geïrriteerd: „Maar man, waarom heb je dan op die derde slag niet ingetroefd?"
Na de glorieuze periode in d'IJsbreeker zijn we een beetje aan het sukkelen geraakt. „De Berebijt"
was geen succes in „groote Poolman" waren alle factoren aanwezig om tot een succes te komen doch om
onbegrijpelijke redenen verliep het zaakje geheel. „Former" bracht wat opleving, een café in de Reguliers-
breestraat was een misgreep, doch in het ons zoo bekende „Suisse" leefde de clubavond weer geheel op. Toen
reeds kwam het „laatste uurtje" in zwang, dat toen gemeenlijk gevierd werd bij „Scheltema" op den Voor
burgwal, waar Geert Nijland, die toen nog bier dronk, geweldige verhalen deed over zijn zeilerij en waar we
den Limburger Broeksmit kennis lieten maken met Limburgsche kaas
Uit „Suisse" moesten we, wegens een andere indeeling, verkassen en we sloegen toen onze tenten op
m „De Nieuwe Karseboom", waar we op de eerste étage een ideaal gelegenheid hadden. Tevens verzette
men den clubavond naar Maandag, want langzamerhand waren er twee clubavonden: de Zaterdagavond
waar over het algemeen de ouderen kwamen en de Maandagavond, waar de jongeren naar de elftalopstel-
lingen kwamen kijken. Deze overschakeling naar Maandagavond was een succes en we zouden er waar
schijnlijk tot m lengte van dagen gezeten hebben, als niethet bier slecht geweest was. En nu heeft
r heelT wat slaSen gelmd> waar ze tegen bestand bleek; zooals degradaties, financieele moeilijkheden
erremgescharrel en een paar andere kleinigheden. Maar om clubavonden te houden in een tent, waar het
bier niet schuimend genoeg was, dat deed onze club op haar grondvesten schudden.
Zoo vertrokken we naar „Smaalders" en dit werd de eerste clubzaal, die we om een aangename reden
verlieten. Het werd er namelijk te klein!
En toen zijn we eens met v. d. Pijl gaan praten en zoo zijn we dan tenslotte beland in de zaak waar
we Zondagsmiddags tóch altijd kwamen: Bij „Eggers" oftewel officieel „Café Royal".
Nu bleek het lek gevonden, de jongeren konden boven ping-pongeren, de anderen wijdden zich aan het
edele vierballenspel, stelden elftallen op en regeerden zoo'n beetje mee aan hun club, die tot zoo'n "root
stuk in hun leven geworden was.
Dan om twaalf uur verhuist een groepje ouderen naar de tafel, waar in den vooravond de elftallen
zijn opgesteld. Dan worden de glazen gevuld, en dan zegt
Enfin, Gé slaat over, Piet wascht. j ^y