Naar den Wandelweg
16
l/l,
Het vereenigingsjaar 19201921 bracht de groote
verhuizing. A.F.C. had de hand weten te leggen op een
complex terreinen aan den Zuidelijken Wandelweg,
dat ons op acceptabele voorwaarden door de Gemeente
aangeboden werd en waarop, onder leiding van Ir. W.
C. Kohier een accomodatie gebouwd werd, die iederen
clubman met trots vervulde.
De eerste jaren zou deze verhuizing funeste gevol
gen blijken te hebben. A.F.C. was steeds een Water-
graafsmeersche vereeniging geweest en de afstand van Watergraafsmeer
naar den Wandelweg was zóó ver, dat tientallen leden bedankten. Nieuwe
aanwas kwam er niet, wantAmsterdam Zuid bestond nog niet. De
grens van de stad werd gevormd door de Lairessestraat en van ons veld af kon men lustig lijn 15 en lijn 16
zien rijden. Verder dan het Haarlemmermeerstation reed geen enkele tram, het oude stadion lag nog
midden in het land en autobussen waren er überhaupt nog niet.
Toch werden met groote feestelijkheden de nieuwe terreinen in gebruik genomen.
Doch naast die vreugde was er weemoed; weemoed om wat we in de Meer achterlieten en weer was
het Nic. Holtzappel, die aller gevoel tot uitdrukking wist te brengen. Ik heb het reeds meer aangehaald,
maar te dezer plaatse mag zeker het fijnste en gevoeligste liedje, dat ooit door een A.F.C.'er geschreven
is, niet ontbreken:
Ze zijn voorbij, de oude jaren
Dat wij nog tweedeklasser waren
En speelden achter „Goed Genoeg",
En dat wij met tevreden smakken
Een fiksche borrel gingen pakken,
En dat we trainden in de kroeg
En in de Meer, bij „Goed Genoeg".
Ze zijn voorbij, de ouwe tijden,
Dat wij nog speelden op de weide,
De lage wei van „Goed Genoeg"
Waar eenmaal wij triomfen vierden
En de rood-zwarte vlaggen zwierden,
Daar scheurt en snijdt de wreede ploeg
Ons levend land van „Goed Genoeg".
Ze zijn voorbij, de oogenblikken,
Dat wij de appels gingen pikken,
Die groeiden achter „Goed Genoeg".
Dat 's avonds wij in 't gras daar zaten
En stil Oostveen z'n appels aten,
Die smaakten na ons zwaar gezwoeg
Daar in de Meer, bij „Goed Genoeg".
En als wij straks in loges tronen,
Orkestfauteuil-gezichten toonen
Als iemand om ons kaartje vroeg.
Dan denken wij aan d'oude jaren,
Toen er maar een paar banken waren,
De bankenrij, die ieder droeg,
De banken, voor elk goed genoeg.
Ze zijn voorbij, die leuke dagen,
Dat vreemden in den mesthoop lagen,
De mesthoop achter „Goed Genoeg".
En dat we ze op 't droge trokken
Met, riemen en met lange stokken
Terwijl elk bakjes water droeg
Uit 't slootje achter „Goed Genoeg".
Wij zien met weemoed langs ons glijden
De knusse, glorievolle tijden
Gesleten achter „Goed Genoeg".
Maar, welke bloei ons zij gegeven,
Wij krijgen nooit meer zoo'n brok leven,
Als wij eens hadden laat en vroeg
Daar in de Meer, bij „Goed Genoeg".
Eén ding was er, dat kon zorgen de moeilijke
overgangsjaren door te komen: een winnend
lste elftal. Helaas, slag op slag werd verloren.
Dick Doets had z'n been gebroken, en kwam
niet meer uit; Kooy hing de voetbalschoenen
aan de wilgen, Addjcks en Schetters werden
onze kleuren ontrouw, en zij, die hun plaatsen
moesten innemen, waren van goeden wille,
doch nog niet op eerste klasse niveau.
Roemloos degradeerde A.F.C. de degrada
tiewedstrijden waren afgeschaft met de vol
gende cijfers:
Ajax
22
18
1
3
37
50—20
Blauw-Wit
22
14
3
5
31
40—20
H.B.S.
22
11
4
7
26
37—23
U.V.V.
22
11
4
7
26
38—35
De Spartaan
22
10
2
10
22
33—39
Haarlem
22
10
1
11
21
39—31
H.V.V.
22
9
3
10
21
41—36
V.O.C.
22
7
6
9
20
33—42
D.F.C.
22
8
2
12
18
29—34
V.V.A.
22
8
1
13
17
30—50
Sparta
22
6
3
13
15
23—36
A.F.C.
22
4
2
16
10
19—46
Het eenige lichtpunt was de oprichting van A.C.C., dat van buitengewoon groote beteekenis voor A.F.C.
zou blijken te zijn.