ONZE EERE-PRESIDENT
40 Jaar in de A. F. C.
OBSERVATOR.
8
Nu de A.F.C. dezen nieuwen mijlpaal in haar bestaan zal bereiken, is het goed
eens terug te blikken, om dan tot de erkenning te komen, dat in het afgeloopen tijds
bestek er een zeer lange periode geweest is, gedurende welke men, A.F.C. zeggende,
Scheepens zeide, en met Scheepens bedoelde „Schaf", onzen Eere-Voorzitter van thans
(„Gert noemen hem zijn broeders, die zich door bovenvermelde bewering wel niet
gekwetst zullen voelen).
Juist in een vereeniging als de onze, met een vlottend ledental, een vereeniging die zich uit den aard
van het gestelde doel, steeds verjongt en moet verjongen, zal een man als Schaf, ondanks zijn groote verdien
sten voor de club, in het verleden, op den achtergrond geraken en zal de naam Scheepens voor velen niet
meer beteekenen dan die van een ander lid der oude garde.
Daarom doet de jeugd goed, een unieke gelegenheid als thans geboden wordt, aan te grijpen, om een,
uit het standpunt van onze club bezien, zeer merkwaardige figuur, nog eens te belichten.
tiet zij ons verre nu de gebruikelijke loftrompet te steken en den betrokkene als het ware nog bij
zijn leven te canoniseeren, niets van dat alles. Schaf is een mensch van vleesch en bloed, met menschelijke
deugden en feilen. Maar de A.F.C. is wel bevoorrecht geweest, doordat zij van de uitzonderlijke gaven van
dezen charmanten mensch, in zoo hooge mate heeft mogen profiteeren. Wij hebben hierbij niet zoozeer het
oog op Schaf als mede-oprichter der oude club of als actief speler, doch als bestuurslid, als voorzitter. Hoe
zeer was hij als zoodanig de ziel van de club, op en om het voetbalveld niet alleen, doch ook bij tochten op
de schaats, bij cricketwedstrijden, botter- en vischtochten van A.F.C.'ers,, en waar hij tegenwoordig was,
heerschte steeds een geest van vroolijkheid en ongeveinsde kameraadschap.
deen dit zooals hij hi t geheim kent „sfeer te scheppen. Hoe wist hij in vroeger dagen een vergadering
te verheffen boven het wezen van een gewone bijeenkomst. Een matig spreker, naar den vorm te oordeelen,
had Schaf het vermogen zijn hoorders te boeien, hij improviseerde er vaak wat op los, verloor den draad
van zijn betoog, pikte dezen een eind verder weder eens op, om vervolgens opnieuw af te dwalen, maar wat
hij zei de gmg van hart tot hart en zie, terwijl de paden zijner oraties niet vrij waren van oneffenheden,
bloeiden daar langs de zeldzame bloemen van den humor, iets wat menig vlot spreker maar al te vaak mist.'
Daarbij toonde Schaf het vermogen te bezitten steeds lichtpunten te zien, in alle situaties de scherpe
kanten te vermijden en geen was immer zoo gematigd in zijn oordeel over den afwezige die, ook in onze
goede vereeniging, steeds ongelijk heeft.
Bestuursvergaderingen onder leiding van Schaf werden tot genoegelijke bijeenkomsten waar vaak de
uitwisseling van gedachten dermate geanimeerd was, dat „hoogste tijd" geroepen werd, terwijl de agenda
nog niet was afgewerkt.
Was niet steeds het hoogtepunt van vroegere clubavonden, wanneer Schaf zich vóór de piano plaatste
ter begeleiding van een uitgelezen koor? De wijze waarop Schaf het verstaat, uit een koker van schier
onuitputtelijke capacit.ut een heel gezelschap „een peukie" of een „smokie" aan te bieden, is ongeëvenaard.
Zie hem nog heden, jong van hart en blakend van levenslust, een kop zooals onze oud-hollandsche
schilders met liefde hadden geconterfeit, een figuur, zoo weggeloopen van „de Schuttersmaaltijd" (wij
haasten ons hieraan toe te voegen, dat Schaf nu juist de laatste zou zijn, om bij een dergelijke gelegenheid
weg te loopen).
Wij zijn ons er van bewust, met deze weinige regelen een persoonlijkheid als Schaf niet ten voeten uit
te hebben geschetst. Nochtans achten wij ons doel bereikt, indien in breederen kring in de A.F.C. zal worden
beseft, wanneer wij ons straks opmaken het feest van het 40-jarig bestaan der club te vieren, dat zonder
Schaf een A.F.C. van thans niet bestaan zou hebben.
Dit te erkennen, is een dankbare plicht tegenover den Eere-Voorzitter.