A.F.C. IN POËZIE. Het hoeft geen verwondering te wekken, dat onze club, met haar vele ups en haar eveneens zeer vele downs diverse navolge- lingen van Shakespeare inspireerde tot vroo- lijke of droevige heldendichten. Ge vindt hier een bloemlezing van gedich ten, welke door de vervaardigers ervan spontaan zijn neergeschreven in oogenblik- ken van voetbalvreugde of voetballeed. doch die u toch zeker een kijk zullen geven op wat er in A.F.C. zoo te voor en te na leefde. BALLADE. Kaatje telde 18 jaren, Toen zij was in min ontbrand. Voor een man met blonde haren, Met een A.F.C.-verstand. Voor de meisjes, die als Kaatje Smoor zijn op een A.F.C.-aatje Wordt in verzen, hoogst beschaafd, Deez' historie boekgestaafd. Kaatje zat te koekeloeren Naar haar speler, door de ruit En in plaats wat uit te voeren, Voerde zij geen bl m uit! In de kamer trad mamaatje Muilde mees en sprak tot Kaatje: ,,Kaat, je hebt niets uitgevoerd, ,.Jij hebt vast weer koekgeloerd." „Maar ik zal het niet gedoogen, „Dat jij met dien woest'ling vrijt, „Kom mij nimmer onder d'oogen „Met die trappende a'kligheid. „Laat hem loopen, Ka, dien lummel, „Want als schoonzoon wordt die pummel „Noem jij j'ook geëngageerd, „Nooit door mij accept geteerd." „Moederlief", sprak daarna Kaatje, „Waarom boomt gij mij zoo dwars? „Ik bemin mijn heilsoldaatje, „Dat gekles geeft u geen snars! „Is de liefde dan een zonde? ,,U hebt 't ook toch ondervonden, „Wijl mijn schat in A.F.C. is „Dreef ik daarom zooveel mis?" De Kampioens-Elf gehuldigd. A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders! 14

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1930 | | pagina 16